Arnhem en omstreken / Noord-Veluwe

Opgejaagd, afgemaakt en opgehangen: de wolf was vroeger niet welkom in Gelderland

Wolf (Canis lupus) (prent gedateerd 1596 – 1610).
Wolf (Canis lupus) (prent gedateerd 1596 – 1610). © Anselmus Boëtius de Boodt - collectie Rijksmuseum
ARNHEM - In 2018 vestigde de wolf zich na bijna tweehonderd jaar afwezigheid weer in Gelderland. Tegenwoordig is de wolf een wettelijk beschermde diersoort, maar dat was vroeger wel anders. Tot ver in de negentiende eeuw was de wolf ongewenst en werd er actief op gejaagd, in het ‘algemeen belang voor mensch en dier.’
In de Geldersche Volksalmanak van 1886 lezen we dat de wolf in de eeuwen daarvoor niet erg geliefd was. “De wolf, na den beer, het gulzigste en sterkste onzer roofdieren, was vroeger ook in Gelderland de schrik van den landman. Bij strengen winter waagde hij zich zelfs tot in de kom der bewoonde dorpen, roofde het schaap uit den stal, het kind uit de wieg en overviel soms bij troepen den eenzamen wandelaar in het bosch.”

Wolf verscheurde een jong meisje

De dieren veroorzaakten veel schade aan jachtwild en vee, wat tot directe economische schade leidde. Een paar historische bronnen beschrijven hoe wolven ook mensen aanvielen. In het Groot Placaatboek van Utrecht, wordt een wolvenplaag in 1590 beschreven, waarbij een wolf heeft 'verschuert ende ommegebracht een jonck schamel meysken.' En in 1646 zou een jager bij De Bilt door vier wolven zijn opgepeuzeld 'tot het gebeente toe,' lezen we in 'Frederik Hendrick' van Isaac Commelin uit 1652. Veel mensen waren dan ook bang voor de wolf. Zó bang zelfs, dat ze zijn naam bijna niet durfden uit te spreken, uit angst dat ze hem daarmee zouden oproepen. Legendes en sprookjes over kwaadaardige (weer)wolven hebben ook niet meegeholpen aan het imago van het dier.
Aan het eind van de zestiende eeuw is er een heuse wolvenplaag in Gelderland en omringende provincies, ook op de Veluwe. Op de vlucht voor plunderende Spaanse troepen hebben veel Veluwenaren hun hoeves verlaten. Hierdoor hebben de wolven vrij spel en groeit hun populatie explosief. Het jaar 1592 wordt in de annalen dan ook als een kwaad wolvenjaar aangemerkt.
Hongerige wolven overvallen een groep ruiters (schilderij uit 1836).
Hongerige wolven overvallen een groep ruiters (schilderij uit 1836). © Eugène Verboeckhoven - collectie Rijksmuseum

Premie voor een dode wolf

Daarom werden er vanaf dat jaar premies uitgeloofd voor het doden van een wolf 'tot conservatie ende ruste van het wild.' Tussen 1592 en 1599 kreeg een jager op de Veluwe 18 gulden voor een dode volwassen wolf en 9 gulden voor een welpje. Vijftig jaar later waren deze bedragen al opgelopen tot respectievelijk ƒ50,- en ƒ10,-. In 1814 werd een landelijke jachtwet ingevoerd, waarin ook een premie voor het doden van wolven was opgenomen. Een dood volwassen vrouwtje leverde 30 gulden op, een mannetje 25 gulden en een welpje 15 gulden. Deze premie werd betaald uit de rijkskas, omdat de jacht op wolven gezien werd als 'algemeen belang voor mensch en dier.'

Hoe vang je een wolf?

Er werden verschillende methodes ingezet om wolven te vangen. Zoals het graven van een diepe vangkuil, bedekt met gras en mos. Hierbij werd een lokschaap of – geit ingezet om wolven naar de kuil te lokken en -eenmaal in de kuil gevallen- te doden. De naam van de Nijmeegse wijk Wolfskuil stamt mogelijk af van deze vangmethode.
De vaste 'wolfvenger' van kasteel Rosendael gebruikte in 1392 lokaas. De wolven die hierop af kwamen, werden vervolgens gedood. Verder werd er gejaagd met speciaal getrainde honden, ijzeren wolvenklemmen en houten galgen. Ook werden wolvennesten uitgegraven om de welpjes te vangen.
Wolvenjacht met lokaas en een wolfskuil (prent uit 1578).
Wolvenjacht met lokaas en een wolfskuil (prent uit 1578). © Philips Galle, naar Jan van der Straet - collectie Rijksmuseum
Daarnaast werden grootschalige wolvenjachten georganiseerd. Al in 1384 gaat de de hertog van Gelre hoogstpersoonlijk op wolvenjacht, vergezeld van Arnhemse bestuurders. Op de Veluwe doodden de wolven namelijk vooral jachtwild en dat stond de Gelderse edelen natuurlijk niet aan. Vandaar dat ze gemeenschappelijke drijfjachten op wolven organiseerden, waar alle mannen tussen de 14 en 60 jaar verplicht aan moesten deelnemen.
Grote groepen mensen jaagden de wolven op in de richting van een fuik, in de vorm van een gespannen net of een rivier. Daar werden de dieren gedood met wapens. In het Staten Placaatboek van Utrecht wordt zo'n jacht beschreven. De wolven werden vanuit Utrecht naar de Rijn gedreven, waar ze -eenmaal in het nauw - werden beschoten vanaf boten op de rivier. Om te voorkomen dat de wolven op Gelders grondgebied zouden ontsnappen, kreeg de Drost van de Veluwe het verzoek ‘met sijne huisluyden van Scherpenseel, eenige van Ede en Barnevelt hen mede op te maken te sijnder discretie.’ Ook die van Vianen, Culemborg, Buren en de Ambtman van Tiel en Nederbetuwe werden uitgenodigd, ‘hunne dijken en weerden te bezetten en den wolf mede te helpen vernielen.’
Drijfacht op wolven (prent uit 1598).
Drijfacht op wolven (prent uit 1598). © Antonio Tempesta - collectie Rijksmuseum
En dat was geen overbodige luxe, want in 1531 was het al eens misgegaan, toen de Hertog van Kleef tijdens een jacht in het Hoogwald de wolven naar Gelderland dreef, tot grote schade van de ‘arme ondersaeten.’ Hierop riep Hertog Karel van Gelre de Burchtgraaf van Nijmegen, de Ambtman van Maas en Waal en de Heren der Heerlijkheden op om zich te verenigen ‘om die wolven soo veele moegelick zij, te jaegen.’
De gedode wolven werden vervolgens opgehangen, als een soort zegeteken, zo staat te lezen in de Geldersche Volksalmanak van 1886. In Elst gebeurde dat voor het Ambtshuis en in Nijmegen werd een geschoten wolf in een ijzeren halsband opgehangen onder een raamvenster van de vroegere Windmolenpoort in de Molenstraat.

Bloed van dode wolf op boerderij

In 1599 besluiten de stedegezanten en de jonkers van de Veluwe dat 'die menichte van wolffen' en 'dese schaedelycke ondieren verhaetet moeghen worden.' De premies voor gedode en gevangen wolven worden verhoogd: 'betaelt sullen worden voor iederen gevangen off umbgebrochten olde vierundtwintich gulden, in plaets van die achtien gulden', staat in de Kwartierrecessen van Veluwe.
Dat laten veel Veluwnaren zich geen twee keer zeggen. Uit de rekeningen van de Ontvanger-Generaal van Veluwe blijkt dat in 1599 premies worden betaald voor gevangen wolven in Voorst, Apeldoorn, Beekbergen, Epe, op de bezittingen van de heer van Middachten, in het Sprielderbosch en bij Putten en Ermelo. Bij Woeste Hoeve weten twee meisjes zelfs een jonge wolf te bemachtigen.
In hetzelfde jaar worden de schapen van Oosterbeekse herders aangevallen en verscheurd door wolven. En in de winter verschanst een roedel wolven zich in de Wolfhezer en Oosterbeekse bossen. Op een januaridag valt één van die wolven twee mannen aan. Ze schieten het beest dood, nemen het mee naar huis en besprenkelen hun boerderij met het bloed van het dier om andere wolven af te schrikken. Daarna gaan ze naar Arnhem om hun verdiende premie te incasseren.

De laatste wolvenjacht

De wolvenoverlast en -bestrijding houdt nog zeker honderd jaar aan en in de loop van de 18e eeuw wordt de wolvenpopulatie steeds kleiner. Niet alleen door die wolvenjachten, maar ook doordat bossen worden gekapt en vervangen door landbouwgrond. Het leefgebied van de wolf wordt hierdoor steeds kleiner en hun aantal neemt steeds verder af. En dat brengt een einde aan de gemeenschappelijke wolvenjachten. De laatste jacht op de Veluwe vindt waarschijnlijk plaats op 25 Mei 1745.
In de winter van 1599 verschanst een roedel wolven zich in de Wolfhezer en Oosterbeekse bossen.
In de winter van 1599 verschanst een roedel wolven zich in de Wolfhezer en Oosterbeekse bossen. © F. Mat - collectie Rijksmuseum

Een wolf in Wolfheze

In 1780 wordt voor het laatst een wolf op de Veluwe waargenomen. Twintig jaar later wordt de laatste wolf in de Achterhoek gespot en in februari 1822 wordt bij Groesbeek de laatste wilde wolf op Gelderse bodem gedood. Toch wordt het 75 jaar later nog even heel spannend met een loslopende wolf in Wolfheze.
Op zaterdag 10 juli 1897 ontsnapt er namelijk een wolf uit een passerende treinwagon. Het dier was vanuit de dierentuin in Hamburg op weg naar Artis in Amsterdam en heeft zich op de een of andere manier uit zijn hok weten te wurmen. Jan Schildering, de boswachter van landgoed De Hemelsche Berg bij Oosterbeek, ziet die ochtend de wolf bij zijn kippenhok en schiet hem dood. Het hele dorp loopt uit om de dode wolf te zien.
In 'De Morgenpost' van 17 juli 1897 lezen we een verslag. “Voor een zwart schuurtje stond een kleine jongen, met een verschoten vlag als zegeteeken; op de deur der schuur was een papier bevestigd waarop: '25 ct entree.' Een groepje dorpsbewoners stond er geheimzinnig omheen. Toon opende men plechtstatig de deur en waarlijk daar lag de gevaarlijke toerist: geschoten, dood, mager en met een uitpuilend oog.”
De wolf wordt opgezet en krijgt een plekje in landhuis De Hemelsche Berg. Het schijnt dat de kinderen van de familie Beelaerts van Blokland nog regelmatig het sprookje van Roodkapje met het beest hebben nagespeeld. Helaas is de opgezette wolf verloren gegaan toen het landhuis tijdens de Slag om Arnhem in september 1944 werd verwoest.
En dat was voorlopig de laatste wolf die in Gelderland rondliep, tot 2018.
Artikel uit "Het nieuws van den Dag" van 13 juli 1897.
Artikel uit "Het nieuws van den Dag" van 13 juli 1897. © Delpher

Zie ook: