Stedendriehoek

Apeldoorn werkte actief mee aan het onteigenen van Joods vastgoed in WOII

Vanuit het Apeldoornsche Bosch werden bijna 1300 mensen naar Auschwitz gedeporteerd.
Vanuit het Apeldoornsche Bosch werden bijna 1300 mensen naar Auschwitz gedeporteerd. © archief Omroep Gelderland
APELDOORN - De gemeente Apeldoorn werkte in de Tweede Wereldoorlog actief mee aan het onteigenen van Joods vastgoed. Ook na de oorlog had de gemeente nauwelijks oog voor het lot van Joodse stadsgenoten en families. Dit staat in een rapport dat vandaag verschijnt, in opdracht van de gemeente Apeldoorn.
Voor de oorlog had Apeldoorn een rijke Joodse gemeenschap. Dat had te maken met de aanwezigheid van de Joodse psychiatrische instelling het Apeldoonsche Bosch. In 1943 werden bijna 1300 patiënten en personeelsleden opgepakt en naar Auschwitz getransporteerd.
Joden die na de oorlog terugkeerden, konden niet vanzelfsprekend terug naar hun woningen. Panden waren onteigend en door de bezetter bijvoorbeeld doorverkocht. De gemeente Apeldoorn werkte hier actief aan mee, bijvoorbeeld door huizen te ontruimen, zo is te lezen in het rapport dat is opgesteld door onderzoekers van de Nijmeegse Radboud Universiteit.

Burgemeester speelde informatie door aan de nazi's

Vooral NSB-burgemeester Dirk Pont, die de stad van 1942 tot 1945 bestuurde, was de bezetter graag van dienst. Hij speelde informatie over Joodse inwoners en hun vastgoed door aan de nazi's. Ook bemiddelde hij bij het verhuren of verkopen van onteigende panden van Joden aan zijn politieke vrienden. Binnen de gemeente had hij vrij spel: er leek weinig verzet te zijn tegen zijn acties.
Het rechtsherstel na de oorlog liet te wensen over. Onteigende panden werden niet automatisch teruggegeven. Joodse burgers konden een verzoek tot teruggaaf indienen, maar kregen dan vaak te maken met onverwachte kosten, zoals belastingen en erfpacht over de 'afwezige' jaren. Veel Joodse eigenaren moesten hun pand daardoor direct verkopen, om deze rekeningen te kunnen betalen.
Een razzia in Apeldoorn in 1944
Een razzia in Apeldoorn in 1944 © Archief Omroep Gelderland
“Joodse burgers werden opnieuw gediscrimineerd”, zegt Ronny Naftaniel, die namens de Joodse gemeenschap het onderzoek begeleidde. "Ambtenaren waren slaafs naar de letters van de wet. Er werd niet achter het drama van de regels gekeken. Het is goed dat het onrecht in beeld is gebracht."
De Apeldoornse burgemeester Ton Heerts noemt het een zwarte bladzijde uit de geschiedenis van Apeldoorn. "Daarom is het goed dat we er nu aandacht voor hebben, ook uit respect voor de slachtoffers en de Joodse gemeenschap."

Geld voor herinneringscentrum

Geen bedrag kan dit leed compenseren, weet de burgervader. Het Apeldoornse college stelt voor om 2,5 tot 4 ton in een herinneringscentrum in het Apeldoornsche Bosch te steken. "Als het aan mij ligt, komt er straks niemand de stad meer uit zonder te weten dat dit behoort tot de geschiedenis van Apeldoorn."
Het college gaat in gesprek met de Joodse gemeenschap, de gemeenteraad en andere betrokken partijen. Op 20 april is er een ronde tafelgesprek op het Apeldoornse stadhuis. Dat gesprek is online te volgen.
Herinneringscentrum Apeldoornsche Bosch
Herinneringscentrum Apeldoornsche Bosch © Omroep Gelderland
"Er is in Apeldoorn niet zoveel Joodse gemeenschap meer", reageert Naftaniel op de vraag of Joodse erfgenamen niet beter rechtstreeks gecompenseerd kunnen worden. "Het is goed om in Apeldoorn te vertellen wat hier is gebeurd. Daar is het Apeldoornsche Bosch uitermate geschikt voor."
Eerder deden andere gemeenten al onderzoek naar hun rol ten aanzien van Joods vastgoed tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Het rapport van de gemeente Zutphen, dat door de Radboud Universiteit tegelijk met die van Apeldoorn is opgesteld, wordt volgende week dinsdag openbaar gemaakt.
In de Verkaufsbücher, het archief waarin de Duitsers verkochte (Joodse) panden bijhield, vonden onderzoekers 113 onteigende panden binnen de grenzen van de huidige gemeente Apeldoorn. Hierbij horen ook door de bezetter voor eigen gewin gekochte panden. Vrijwel alle onteigende eigenaren woonden zelf in Apeldoorn. Opvallend is dat bijna de helft van de kopers niet in Apeldoorn woonde. Zij kwamen uit Utrecht, Amsterdam, Rotterdam of (in bijna 20 gevallen) uit Duitsland.