Nieuws

'Te weinig oog voor problematiek kinderen van oorlogsslachtoffers', zegt deskundige

Anton Hafkenscheid.
Anton Hafkenscheid. © Omroep Gelderland
ZWOLLE - Oorlogstrauma's van tweedegeneratieslachtoffers worden heel vaak niet opgemerkt. Hulpverleners stellen maar zelden de juiste vragen om de onderliggende problematiek bij kinderen van oorlogsslachtoffers te herkennen, stelt psycholoog Anton Hafkenscheid van het Sinai Centrum, onder meer gespecialiseerd in tweedegeneratieproblematiek. Ook zouden deze kinderen zich vaak niet serieus genomen voelen en gekwetst worden.
Het verhaal van Monique, dat Omroep Gelderland zaterdag bracht, staat niet op zichzelf. Bij tweedegeneratieproblematiek moet in elk geval een van de ouders schade hebben opgelopen door een oorlog, legt Hafkenscheid uit. "Dat kan lichamelijke schade zijn, maar vaker is dat psychische schade. Als het kind last heeft van de oorlog van de ouders, spreken we van tweedegeneratieproblematiek." Die kinderen hebben de oorlog dus zelf niet meegemaakt.
"Vaak melden die zich met depressies, angsten of een hoge prikkelbaarheid: eigenlijk alle problemen die we in de geestelijke gezondheidszorg tegenkomen", ziet Hafkenscheid. "Dat de oorlog van de ouders een rol speelt in de klachten van de kinderen, is voor behandelaren dus niet direct te plaatsen."
Veel behandelaren zien dat volgens Hafkenscheid dan ook nogal eens over hoofd, ook omdat ze weinig kennis hebben over die oorlog en de psychologische impact ervan.
Tekst gaat verder na de video.
Monique herstelt niet meer van oorlog die zij nooit meemaakte.

Cijfers onbekend

Onder meer daarom zijn er geen goede cijfers over de omvang van het probleem, in een land dat veel nakomelingen kent van mensen die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt, stelt Hafkenscheid. "Ook is het natuurlijk niet zo dat kinderen van oorlogsgetroffenen per definitie last hebben van de oorlog van hun ouders."
Hafkenscheid vindt dat er in de geestelijke gezondheidszorg te weinig aandacht is voor het levensverhaal en de achtergrond van de patiënt. Hij staat er versteld van hoe weinig daarover vaak bekend is in de doorverwijzingen die hij krijgt. Dat frustreert patiënten wel, ervaart Hafkenscheid. "Kinderen van oorlogsgetroffenen voelen zich daarin ook niet serieus genomen."

'Miscommunicatie en kwetsingen'

Bedoeld of onbedoeld kan zo'n behandelaar een signaal overbrengen van: 'hoe kun jij nu last hebben van die oorlog van je ouders', ziet Hafkenscheid. "We zien dus niet alleen misverstanden en miscommunicatie, maar ook kwetsingen."
Voor de verwerking is het bij tweedegeneratieslachtoffers belangrijk om de ouders in de behandeling te betrekken als die nog leven, weet Hafkenscheid. De aard van de onderliggende problematiek in de relatie met de ouders is volgens hem heel divers. "Er zijn er die overbeschermend zijn en daardoor de neiging hebben om hun kinderen te weinig ontwikkelkansen te geven. Het gebeurt ook dat getraumatiseerde ouders vastzitten in hun woede, frustratie en haat. Dan zie je nogal eens dat ouders een hekel krijgen aan hun eigen kind en dat zelfs gaan haten: zeer pijnlijke processen. Child survivors worden soms ouders die zelf kinderen blijven. Die hebben geen echte jeugd gehad en zijn niet goed in staat om hun ouderrol te pakken."
Het is een biologische realiteit dat kinderen loyaal willen zijn aan hun ouders
Dat betrekken is niet bedoeld om de ouders in de beklaagdenbank te zetten, maar wel om het kind uit te laten spreken wat het heeft gemist en de ouders indien mogelijk daar ook erkenning voor te laten geven, licht Hafkenscheid toe.
Het is een 'biologische realiteit' dat kinderen loyaal willen zijn aan hun ouders, vertelt Hafkenscheid. "Bij veel tweedegeneratieslachtoffers zie je dat ze juist veel te loyaal worden aan hun ouders. Ze willen hun ouders ten koste van alles beschermen. Dat put hen uit en ze worden er eigenlijk nooit voor beloond."

'Vragen zou al enorm helpen'

Hafkenscheid zou willen dat elke hulpverlener, huisarts, psycholoog of psychiater bij hun patiënten de oorlog van de ouders 'in elk geval een keer beknopt uitvraagt'. "Dat zou al enorm helpen en hoeven echt geen ellenlange consulten te worden." Daarmee zou de hulverlening efficiënter, doelmatiger en daardoor ook goedkoper worden, is Hafkenscheid overtuigd.
Ook het trainen van bijvoorbeeld wijkteams, zoals Arnhem die kent, in het herkennen van de problematiek zou een nuttige stap zijn, bevestigt Hafkenscheid. Hij benadrukt dat het daarbij zeker niet alleen over de Tweede Wereldoorlog hoeft te gaan, maar dat ook vluchtelingen uit oorlogsgebieden tegen soortgelijke problemen aan kunnen lopen. "Hoewel er grote historische verschillen zijn, kun je de psychologische effecten goed vergelijken."
In de regio Arnhem zijn er natuurlijk veel nazaten van mensen die de Slag om Arnhem meemaakten, realiseert Hafkenscheid zich. "Ik schrok me lam toen ik de cijfers zag van de aantallen mensen die hebben moeten evacueren en zijn omgekomen."

'Niet elk trauma psychisch probleem'

Toch moeten we wel oppassen om niet iedereen die traumatische dingen meemaakt, getraumatiseerd te noemen, betoogt Hafkenscheid. "Niet alle trauma's leiden tot psychische problemen."
Hoewel er altijd 'restklachten' kunnen blijven bestaan, ziet Hafkenscheid dat met de juiste behandeling er een behoorlijke progressie mogelijk is voor tweedegeneratieslachtoffers. "We zien dat veel van hen wel weer een zinvol leven oppakken."