Reacties op publicatie verstoring natuur door mountainbike routes

Natuurlijk heeft Omroep Gelderland ook om een reactie gevraagd aan Patrick Jansen, de man die de mountainbikeroutes met anderen aanlegt en de provincie Gelderland, verantwoordelijk voor vergunning en handhaving. Beiden willen niet voor de camera reageren op vragen. Schriftelijke reacties zijn hier terug te lezen.
Dit laat de provincie Gelderland weten in reactie op de publicatie van Omroep Gelderland:
De natuur maakt een belangrijk onderdeel uit van onze leefomgeving en welzijn en is ook belangrijk voor ons om te recreëren. Mountainbiken en trailrunnen zijn daar een voorbeeld van. In de omgevingsverordening van de provincie zijn instructieregels opgenomen voor nieuwe ontwikkelingen en activiteiten in natuurgebieden.
De gemeenten moeten de regels uit hun bestemmingsplan hier op afstemmen. De provincie ziet er op toe dat dit ook gebeurt. Als een activiteit niet in overeenstemming is met de regels uit het bestemmingsplan, dan is het aan de gemeente om te handhaven.
Als er, ondanks dat de activiteit in overeenstemming is met het bestemmingsplan, toch effecten op de natuur zijn, die leiden tot een overtreding in het kader van de Wet natuurbescherming, dan is de provincie het aanspreekpunt en bevoegd gezag.
Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de route leidt tot een aantasting van een verblijfplaats van een beschermde soort of als de activiteit leidt tot een toename van stikstof in een Natura 2000-gebied. In dat geval treedt de provincie op.
Patrick Jansen (Tracks & Trails) schrijft Omroep Gelderland het volgende:
Ik vind de aanpak van de berekening veel te simplistisch en doet die geen recht aan de complexe werkelijkheid. Het eindresultaat is dat mountainbikers zo’n 2% van de natuurgebieden in Gelderland verstoren. Of die 2% klopt kan ik niet oordelen, want ik ken de berekening niet. Wel wordt er vanuit gegaan dat mountainbikers de verstoorders zijn van dat gebied, naar in werkelijkheid maken mountainbikers grotendeels gebruik van paden en gebieden die al verstoord zijn door wandelaars, fietsers, automobilisten, beheerder en dergelijke. Routes zoveel mogelijk bouwen in al verstoorde gebieden doen we met opzet om het verstorende effect te minimaliseren.
Daar wordt met deze berekeningswijze totaal geen rekening mee gehouden. Nu wordt bijvoorbeeld alle verstoring op een openbare zandweg door een natuurgebied op het conto geschreven van mountainbikers, maar dat is natuurlijk niet terecht. Als je echt wilt onderzoeken hoeveel een mountainbikeroute bijdraagt aan verstoring zou je een deel van de verstoring op gedeelde paden ook moeten toeschrijven aan andere gebruikers van die wegen en paden. Je moet dan kijken naar het verstorende effect per gebruiker en het aantal gebruikers uit een bepaalde groep. Bijvoorbeeld: hoeveel verstoort een wandelaar op een bepaald pad en hoeveel een mountainbiker? Er worden soms ook nieuwe paden gemaakt voor mountainbikers, de zogenaamde singletracks. Die worden vrijwel altijd parallel gelegd aan bestaande wegen en paden om de additionele verstoring zoveel mogelijk te beperken. Zelfs bij nieuw gebouwde singletracks kun je dus niet alle verstoring toeschrijven aan mountainbikers.
Er wordt in de berekening verder uitgegaan van een verstoringsafstand van 50 meter aan beide zijden van een pad. Ik heb nooit een goede onderbouwing kunnen vinden voor die afstand en het lijkt dan ook een vrij arbitraire keus. Sommige soorten zitten probleemloos direct naast een mountainbikeroute (of wandelpad) en er zijn ook soorten waarvan wordt gezegd dat ze tot wel op 150 meter afstand nog hinder ondervinden. De keuze voor 50 meter is dan waarschijnlijk een soort compromis, maar doet geen recht aan de complexe werkelijkheid.
En het zijn juist die verstoringsgevoelige soorten die profiteren van een mountainbikeroute. Een mountainbikeroute concentreert mountainbikers op de route (die dus met opzet wordt gebouwd in minder verstoringsgevoelige gebieden!). Hierdoor wordt de omgeving weinig tot niet gebruikt door mountainbikers. Dat effect is voor iedereen zichtbaar, maar is ook met beschikbare statistieken aangetoond. Juist de verstoringsgevoelige soorten vinden dus de rust in de gebieden die niet worden aangedaan door mountainbikers. Minder verstoringsgevoelige soorten gebruiken het gebied van de mountainbikeroute nog volop.
Uit de wetenschap is bekend dat sommige dieren prima kunnen wennen aan de aanwezigheid van mensen, vooral als die aanwezigheid voorspelbaar is, zoals het geval is op een mountainbikeroute. In de wetenschap hebben we het over habituation. De mate waarin dit optreedt is niet alleen afhankelijk van de soort, maar ook van het individu. Sommige buizerds bouwen een nieuw nest boven een drukbezochte mountainbikeroute, terwijl een andere buizerd mountainbikers (en wandelaars) aanvalt op 300 meter van zijn nest. Habituation dempt dus het verstorende effect in de zone van de MTB-route. De zone van een mountainbikeroute kan voor sommige dieren te druk zijn als rustplaats, maar kan wel geschikt zijn als bijvoorbeeld foerageergebied, of andersom.
Zo zijn er bijvoorbeeld dieren die menselijke aanwezigheid in de voortplantingsperiode opzoeken als bescherming tegen predatoren. Er zijn vele voorbeelden van dassenburchten direct naast een drukke mountainbikeroute en aan de sporen is te zien dat dieren, zoals bijvoorbeeld reeën en wilde zwijnen, ’s nachts volop gebruik maken van mountainbikeroutes. ’s Nacht fietsen is om die reden dan ook uit den boze!
Een andere voordeel van een mountainbikeroute is dat je er veel mensen kwijt kunt zonder een grote additionele verstoring. De 10e mountainbiker heeft een groot additioneel verstorend effect, maar de 110e niet of nauwelijks. En die druk trek je weg uit de gebieden rondom de mountainbikeroute. De zone van de mountainbikeroute wordt absoluut verstoord, maar het betekent niet dat die alle dieren gedurende de hele dag wegtrekken.
Wat ook een rol speelt is het habitat. Uit de wetenschap is bekend dat de verstoringsgevoeligheid over het algemeen veel kleiner is in bossen dan bijvoorbeeld in heideterreinen, stuifzandgebieden en moerasachtige gebieden. Dat is een goede reden waarom mountainbikeroutes deze gebieden zoveel mogelijk mijden.
Ik zeg met deze uitleg niet dat er geen verstoring optreedt, want elke menselijke aanwezigheid heeft een bepaalde verstoring tot gevolg! Uit wetenschappelijk onderzoek is duidelijk dat de verstorende effecten van wandelaars en mountainbikers vergelijkbaar zijn. Ruiters iets minder. (Loslopende) honden en mensen die van de paden afgaan (bijvoorbeeld bepaalde natuurfotografen en wildspotters) veel meer. Die verstoring is er dus wel degelijk, maar ik wil vooral duidelijk maken dat we niet zomaar wat doen bij de aanleg van een mountainbikeroute. Samen met terreineigenaren en onafhankelijke ecologen (die standaard worden ingeschakeld) zoeken we naar aantrekkelijke locaties voor mountainbikerroute die een minimale verstoring tot gevolg hebben (en ook het verminderen van sociale conflicten is een belangrijke doelstelling)!
Natuurlijk levert niet mountainbiken minder verstoring op, maar is het reëel om iets van 500.000 mountainbikers te weren? En hoe dan om te gaan met de verstorende werking van andere recreanten? Dan nog even iets over het woord verstoring. Wat bedoelen we daarmee? Verstoring is niet goed gedefinieerd en iedereen heeft er dus zijn eigen beeld bij. De ene zal denken dat verstoorde dieren uiteindelijk dood zullen gaan en anderen denken wellicht dat ze alleen even wegrennen. Verstoring is eigenlijk een proces dat start met waakzaamheid, gevolg door detectie en risico-inschatting (stap 1 in het verstoringsproces). Er kan ook direct sterfte optreden, bijvoorbeeld als een dier wordt aangereden of vertrapt.
Een waarneming van een recreant kan een fysiologische reactie opwekken (aanmaken stresshormonen, hogere hartslag e.d.) en kan een gedragsverandering teweegbrengen, zoals vluchten, vechten, agressie, inspectie e.d. (stap 2). Het meeste wetenschappelijke onderzoek richt zich op gedragsverandering, omdat dat dat goed waar te nemen is. Maar puur een gedragsverandering hoeft niet negatief te zijn.
Niet elke verstoring heeft gelijk een negatief effect, maar er is natuurlijk wel een moment dat het wel negatieve effecten kan hebben. We weten eigenlijk heel weinig weten over waar dat moment ligt. Wat er dan gebeurt is dat de voortplanting verstoord kan worden en/of het welzijn/vitaliteit van het dier aangetast kan worden (stap 3).
Dit heeft natuurlijk een negatief gevolg voor het betreffende individu, maar voor de populatie kan dit nog weinig gevolgen hebben, bijvoorbeeld doordat het vrijgekomen habitat direct weer wordt opgevuld door een ander dier (dat anders misschien wel gestorven zou zijn door gebrek aan een habitat: voedsel). Het wordt dus pas ernstig als de verstoring gevolgen heeft voor de populatiegrootte of de populatiedistributie (stap 4). Op zo’n moment zien we dat soorten in aantallen afnemen en/of dat ze in sommige gebieden wellicht uitsterven. Zoals gezegd is er erg weinig onderzoek op dit niveau van verstoring, omdat dit heel moeilijk te onderzoeken is en vaak veel geld en tijd kost.
Samen met de Wageningen Universiteit hebben we een groot onderzoeksproject ingediend bij NWO, maar dat is helaas niet gehonoreerd. We blijven zoeken naar geld voor goed onderzoek. Maar er is bijvoorbeeld voor de veldleeuwerik (soort van open terreinen) in met name het Verenigd Koninkrijk wel aardig wat onderzoek op dit niveau. Daar zien ze afnemende aantallen in drukbezochte gebieden. Voor open terreinen, zoals heide en stuifzand, hebben we aardig door dat recreatie daar negatiever werkt dan in een bos (was ook het resultaat van onderzoek dat ik heb laten uitvoeren door Sovon – m.n. betaald door mountainbikers).
Reden om niet of nauwelijks routes te bouwen in dit soort gebieden (er liggen wel volop wandel- en fietspaden). We zoeken het dus vooral in bossen en dan vooral in bossen met weinig verstoringgevoelige soorten. De onzekerheid over de effecten van recreatie op populaties mag geen reden zijn om dan maar niets te doen om biodiversiteit te beschermen maar het ontslaat je wat mij betreft niet om in ieder geval gebruik te maken van de wel beschikbare informatie.
Verstoringsecologie is een behoorlijk onontgonnen gebied in NL, terwijl we nu wel ingrijpende maatregelen aan het nemen zijn op dit vlak. Er is zeker in Nederland ook een groot gebrek aan verstoringsonderzoek (terwijl onze wetgeving toch spreekt over significante effecten), maar we zouden toch op zijn minst gebruik moeten maken van de informatie die er internationaal voorhanden is, maar helaas is die interesse er niet. Gelukkig heeft de WUR iemand aangenomen die wel verstand heeft van verstoringsecologie. Met goede informatie kun je toch betere keuzes maken.